De robot is een betrouwbaar productiemiddel dat onverstoorbaar zijn werk doet. Wereldwijd zijn er miljoenen robots die dag in dag uit, jaar in jaar uit, precies doen wat er van hen verwacht wordt. Meestal gebeurt dit zo probleemloos, dat de eigenaar bijna vergeet dat de robot er is. Totdat hij plotseling stilvalt. En wat doe je dan?
// Factory Facts //
“Welkom in ons Experience Centre in Nieuwegein”, trapt Martin van der Have, Sales en Marketing Manager bij ABB Robotics, een interview over robotonderhoud af. Op het eerste gezicht lijkt ‘De Woonindustrie’ een wat ongebruikelijke locatie. “Maar”, zo stelt hij gerust, “er zijn hier ook robots te vinden. Twee stuks om precies te zijn.” Naast een Living Space Experience – een domoticademonstratie vol ABB-technologie – blijkt ABB er sinds oktober namelijk ook een Industry Experience geopend te hebben. Hier zijn allerlei industriële producten terug te vinden en worden sinds kort ook robottrainingen gegeven. “Voorheen gaven we alleen trainingen op onze locatie in Zaventum. En hoewel we ook met robotica steeds meer dingen op afstand doen, bleek dat voor veel mensen net even te ver weg.”
Een mooi bruggetje naar een actueel, maar onderbelicht onderwerp: robotonderhoud. Want in een tijd waarin remote services de nieuwe norm lijken te worden, en reactief zich verruilt voor preventief, moet dit toch ook zijn weerslag hebben op robotica? “Nou en of”, verzekert Van der Have. “Wij bieden als ABB al een jaar of vijf Connected Services voor robots en hun besturingen aan. En de ontwikkelingen gaan daar erg hard. Maar het begint bij bewustwording. Want ironisch genoeg zijn heel veel robotgebruikers zich helemaal niet bewust van het feit dat een robot ook stuk kan gaan. Hij doet het toch, krijgen we vaak te horen. Onze beginvraag is daarom: maar wat als hij het nu ineens niet meer doet? Breekt er dan paniek uit en vliegen de claims om de oren? Of kan je ook prima een paar dagen zonder robot en schakel je even wat extra personeel in? Voor beide scenario’s, en nog een hele hoop ertussenin, hebben we een onderhoudsoplossing. En met behulp van een eenvoudig doorstroomschema kom je snel bij het voor jou beste programma.”
Een paar maanden geleden overleed de oudste ABB-robot in de Benelux. Behorend tot de eerste generatie die hier begin jaren tachtig is geïnstalleerd, draaide hij niet op hoge snelheid, was nauwkeurigheid geen issue en was hij ook geen 24/7 aan het werk. Het zal niemand verbazen dat er voor zo’n bejaarde robot geen reserveonderdelen meer te vinden zijn, en dat ook de monteurs die bekend zijn met al even oude robotbesturingen erg schaars zijn. Eerlijk is eerlijk: dat geldt ook voor de pensioengerechtigde robots zelf. Maar ook voor minder oude robots – zeg een jaartje of zestien oud – gelden vergelijkbare beperkingen. Van der Have: “Onlangs kwamen we bij een klant die vier IRB 640’s had staan, die er elk 140.000 palletiseeruren op hadden zitten. Moet je nagaan. Dat is dus zestien jaar lang, 24 uur per dag, zeven dagen in de week in beweging. Zoiets moet je met een auto echt niet proberen. Toen we hen de ‘wat als’-vraag stelden, schrokken ze zich een hoedje. Ze hadden zich helemaal niet gerealiseerd dat de robots er al zoveel uren op hadden zitten en inmiddels in de obsolete fase – de fase waarin er niks meer gegarandeerd kan worden, ook geen reserveonderdelen – waren beland.”
Volgens Van der Have had de klant nu twee opties: nieuwe robots plaatsen, of kiezen voor refurbished exemplaren. In dit laatste geval gaan de beste tweedehandsrobots helemaal uit elkaar, wordt echt alles nagelopen en worden, indien nodig, versleten onderdelen vervangen. Dergelijke robots blijven nog makkelijk 40.000 draaiuren binnen hun tolerantie en komen met een fabrieksgarantie van een jaar. En de keuze? “Die viel op gereviseerde IRB 640-robots. Voor de vervanging mochten de palletiseerlijnen namelijk maar acht uur stilstaan. En omdat de nieuwe generatie IRB 660-robots een ander gatenpatroon in de voet en in de flens voor de grijper hebben, was die tijd te kort. Wel hebben we de besturing naar de laatste stand der techniek gebracht. Dat is nu een IRC 5-besturing, waarin ook remote monitoring is geactiveerd, zodat we de robots ook op afstand in de gaten kunnen houden.”
Remote monitoring is volgens Van der Have slechts één van de vele mogelijkheden die Connected Services van ABB biedt. Het gaat er maar net om wat je nodig hebt en welk abonnement je daar voor af wilt sluiten. “Iemand die één robot heeft die af en toe een productie aan een CNC-machine aanbiedt en hem er weer uithaalt, heeft misschien helemaal geen onderhoudscontract nodig. Als de robot stilvalt, kan hij ABB bellen en komen we zodra het kan. Dit kan één of een paar dagen duren, maar als een persoon het werk voor die tijd kan overnemen, hoeft dat geen probleem te zijn. Echter, voor bedrijven die een serieus robotpark hebben, waar stilstand hoge kosten of gevaar voor mens of milieu kan opleveren, is het natuurlijk een ander verhaal. Dan moet je preventief aan de slag. Dat kan door periodiek-, maar ook condition-based onderhoud. Hierbij kunnen klanten in de myABB-omgeving live zien wat de status van hun robots is, maar ook welke reserveonderdelen er bij welke robot en robotbesturing horen. Helemaal wanneer het aantal robots toeneemt en je met verschillende typen en generaties te maken hebt, is dat belangrijk. Bovendien kunnen wij meekijken. Krijgen we bepaalde alarmwaarden binnen vanuit sensoren in de robot of besturingskast? Moeten we het robotprogramma eens door RobotStudio halen, en een simulatie draaien om te kijken of daar een probleem zit? Vaak ontstaat een overbelasting van een as namelijk doordat er onnodig op volle snelheid wordt gedraaid. Kunnen we vervolgens helpen met een stukje optimalisatie? Ik wil nu niet de hele productbrochure voorlezen, dat mag je zelf doen, maar het zijn allemaal zaken die kunnen – afhankelijk van het serviceniveau dat je kiest.”
De kracht van remote
Tot slot merkt Van der Have op dat alle nieuwe robots tegenwoordig standaard met Connected Services zijn uitgerust, en dat het alleen een kwestie is van aanzetten. ”Vroeger konden we alleen met onze robots in het veld praten via GPRS. Er moest dus een simkaart en een antenne worden toegevoegd. Maar tegenwoordig is het standaard embed en kunnen robots, mits de service is geactiveerd, ook benaderd worden via ethernet. Dat activeren doen we trouwens standaard en gratis in het eerste jaar. Niet zozeer als verkoopargument, maar vooral omdat het heel veel tijd bespaart. De echte problemen doen zich namelijk in de eerste fase na de installatie voor. En niemand wil helemaal naar de andere kant van Nederland rijden om erachter te komen dat er een stekkertje niet goed zat. Laat staan wanneer robotinstallaties helemaal aan de andere kant van de wereld worden geïnstalleerd. Daar hebben wij en onze klanten helemaal geen tijd voor. Onze serviceorganisatie groeit flink, maar het aantal geïnstalleerde robots nog veel harder.”