Met honderd kleine motoren in plaats van één grote zouden transportbanden veel energie kunnen besparen. Het Institut für Integrierte Produktion Hannover gGmbH (IPH) ontwikkelt een testbank voor aangedreven draagrollen.
Transportbanden verplaatsen goederen door logistieke centra, halffabrikaten van machine naar machine of erts van mijnen naar de haven. Maar waar ze ook worden gebruikt, de vaak kilometers lange transportband wordt momenteel door één enkele motor aan de kop aangedreven. Hoe langer de band, des te meer energie is nodig door het gewicht van de band en de verplaatste goederen en door de daardoor ontstane wrijving.
Wetenschappers zoeken al langer naar mogelijkheden om lange transportbanden energetisch efficiënter te maken. Eén mogelijkheid is het gebruik van zogeheten aangedreven respectievelijk aandrijvende draagrollen. De band glijdt over de cilindervormige draagrollen, maar in elke transportband kunnen zich honderden van deze rollen bevinden.
Als enkele rollen worden voorzien van een kleine motor die de kopmotor vervangen of aanvullen, kan de aandrijfkracht beter worden verdeeld en de energiebehoefte duidelijk dalen. Aangedreven draagrollen verdelen de kracht gelijkmatiger en maken de transportbanden efficiënter. Er zijn echter nog geen meetprincipes om de energiebehoefte en het loopgedrag van aangedreven rollen gestandaardiseerd te meten.
De komende twee jaar willen onderzoekers van het IPH een testbank voor deze rollen ontwikkelen en bouwen. Voor conventionele draagrollen beschikt het instituut al over een testband (foto). In opdracht van draagrolfabrikanten en –gebruikers testen de ingenieurs regelmatig de loopweerstand van conventionele draagrollen volgens DIN-normen. Hoe geringer de weerstand, des te geringer is de wrijving en daarmee het energieverbruik van de transportinstallatie.
Bij aangedreven draagrollen is de loopweerstand echter niet te meten, omdat ze van eigen motoren zijn voorzien en zichzelf aandrijven. In plaats van de loopweerstand willen de onderzoekers met de nieuwe testbank onder andere het elektrisch vermogen meten dat nodig is om de band op een vastgestelde snelheid te brengen. Daarmee is het energetisch rendement van de totale transportinstallatie te bepalen.
Bovendien willen de onderzoekers draagroltesten bij verschillende temperaturen doorvoeren. Lange transportbanden worden overal te wereld toegepast in de mijnbouw – van Alaska tot Australië – en moeten daarom deels bij extreme temperaturen functioneren. Doel van de onderzoekers is, de omgevingscondities zo realistisch mogelijk te simuleren om voor de praktijk relevante resultaten te boeken. Daarom variëren ze niet alleen snelheden en belastingen, maar ook de temperaturen.
Het onderzoeksproject 'EiLaT' wordt gefinancierd door het Bundeswirtschaftsministerium. Bovendien hebben reeds zes bedrijven ondersteuning toegezegd, voornamelijk producenten en gebruikers van transportbandinstallaties. Er is nog ruimte voor meer deelnemers, zij kunnen zich melden bij projectleider Benjamin Küster. De kick-off is op 13 december 2016. (foto: Ralf Büchler voor IPH)