De Deutsche Bundesstiftung Umwelt (DBU) ondersteunt een nieuwe methode met warmtebeeldcamera's om reeënpopulaties te tellen.
Drones met warmtebeeldcamera's zullen in de toekomst belangrijk worden voor reeënpopulaties. Tot nu toe zijn drones vooral gebruikt als reddingsboei voor de dieren. In mei en juni verwachten de dieren nakomelingen, en de reekalfjes worden door hun moeders vaak verstopt in het hoge gras van weilanden. Drones uitgerust met camera's kunnen dan voorkomen dat dieren worden gedood tijdens een maaibeurt.
In de toekomst zou dergelijke technologie ook kunnen worden gebruikt voor het tellen van de populatie in de winter. De Forschungsanstalt für Waldökologie und Forstwirtschaft Rheinland-Pfalz in Trippstadt bij Kaiserslautern heeft een methode ontwikkeld met drones en warmtebeeldcamera's die de dieren weinig hindert. De Deutsche Bundesstiftung Umwelt verleende technische en financiële steun aan de methode die innovatief is voor natuurbeheer.
Net als veel andere wilde dieren zijn reeën nauwelijks te tellen, vooral in het bos, waar ze voornamelijk leven. Schattingen van de omvang van de populatie zijn meestal alleen gebaseerd op statistieken over ongevallen met wilde dieren of het aantal dieren dat tijdens het jachtseizoen is gedood. Ervaring van bosbouw- en jachtexperts geeft ook informatie over de populatieomvang.
Maar reeën zijn fijnproevers – ze eten graag de tere knoppen van jonge bomen. Ter bescherming worden pas aangeplante bosgebieden daarom vaak omheind. Boswachters schatten vervolgens de bladerdruk op basis van het verschil tussen de omheinde – en dus beschermde – en de geknabbelde bomen buiten de omheining en leiden daaruit het geschatte aantal reeën af.
In uitgestrekte bosbestanden moeten grote gebieden zich op natuurlijke wijze kunnen ontwikkelen. In natuurlijk erfgoed sluit dit aanplant en omheining uit. Een grote reeënpopulatie kan van invloed zijn op de bladersnelheid van natuurlijk hergroeiende planten. Bij de natuurlijke erfgoedgebieden daarentegen ligt de focus op het perspectief van natuurbehoud. Beheerders wegen af of de wilde populatie voldoende verjonging van het bos toelaat.
Met behulp van door drones ondersteunde technologie heeft het onderzoeksinstituut in Trippstadt een methode ontwikkeld waarmee reeën 's nachts in het bos kunnen worden geregistreerd tijdens de hoofdactiviteitstijd in grotere, zelfs onbegaanbare gebieden zonder ze al te veel te storen. Om dat laatste te onderzoeken, liet en onderzoekers met warmtebeeldcamera's uitgeruste drones op verschillende hoogtes over reeën vliegen en observeerden hun gedrag. Vanaf een minimale vlieghoogte van 80 m vluchtten de reeën niet; slechts één procent van de dieren reageerde nerveus.
Het nachtelijke ruimtegebruik kan worden waargenomen via warmtebeeldcamera's. Dat geldt vooral in het winterse gemengde loofbos, wanneer geen bladeren het zicht belemmeren. Voor zuivere naaldbossen en hun regeneratie is er nog behoefte aan verder onderzoek voor de toepassing van deze methode. Met het oog op toekomstgericht natuurbeheer hopen de onderzoekers op een hoog potentieel en voordeel, vooral als het gaat om bossen met klimaatstress. De groei van jonge bomen wordt daar waarschijnlijk extra in gevaar wordt gebracht door een dichte populatie reeën.
Potentieel
Jagers, natuurecologen en boswachters hebben vaak verschillende opvattingen over de invloed van de omvang van reeënpopulaties op bosontwikkeling. Het gebruik van drones kan de discussies objectiveren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag hoe wilde dieren zich voortbewegen in gebieden waar lynxen of wolven voorkomen. Ook kan worden bestudeerd hoe hun gedrag verandert door de toegenomen vrijetijdsdruk tijdens de coronapandemie en daarmee de kwaliteit van het leefgebied beïnvloedt.
Foto: PxHere